(Pijp Krant oktober 2009)
Is Amsterdam aan het verworden tot een Salou aan de Amstel of juist een Staphorst? Is het helemaal verloederd of aangeharkt als een tekening van Anton Pieck? Ook in De Pijp zijn de meningen verdeeld. Wereldwijd heeft Amsterdam het aanzien van een tolerante stad met een gezonde koopmansgeest verworven. Het beeld bestaat dat er nauwelijks regels zijn om ongepast gedrag aan banden te leggen en dat het ongepast is om zich te veel met de leefwijze van de individuele burgers te bemoeien. De mentaliteit van alles moet kunnen heeft tot onverschilligheid geleid waardoor er teveel gebeurde wat het daglicht niet kon verdragen. Het gedoogbeleid is velen een doorn in het oog geworden. Al vele jaren is de lokale politiek bezig om de orde te herstellen en om een harmonieuzere samenleving te creëren. Bij deze inspanningen bestaat de kans dat de overheden te goed denken te weten wat voor de burger en de stad van belang is. De visie van de overheid botst dan soms met de ideeën of beleving van de burger, die steeds beter in staat is zich te organiseren en de media te bespelen. Actiecomités Zo ontstond dit jaar het actiecomité Ai!Amsterdam. Via een intensieve straatcampagne maakte het duidelijk dat er burgers zijn die de overdaad aan regelgeving zat zijn en niet langer betutteld wilden worden. De knipoog naar de gemeentecampagne “I Amsterdam” ontging B&W niet. Vertegenwoordigers mochten bij Cohen aan tafel aanschuiven, op voorwaarde dat ze door aanpassing van naam en logo de verwarring over de naam ophieven. Ai!Amsterdam kreeg voor elkaar dat sommige horecaregels veranderden, zoals het verbod op staand drinken. Veel meer dan symboolpolitiek lijkt dat niet. Als reactie op Ai!Amsterdam kwam er ook een tegengeluid via Hooj (Horeca Overlast/ Overleg Jordaan). Evenals politici en vertegenwoordigers van buurtgroepen uit Stadsdeel Oud-Zuid die een opiniërend artikel in NRC Handelsblad schreven, legt Hooj de nadruk op de overlast die bewoners in horecagebieden ervaren. Politiek Het is duidelijk dat de politiek in een spagaat zit. Enerzijds is er het besef dat het uitgaansleven de stad groot financieel voordeel biedt. Een bruisende stad, waar het uitgaansleven aan niet teveel restricties gebonden is, brengt veel geld in het laatje. Het heeft een zuigende werking op toeristen en maakt Amsterdam als vestigingsplaats voor ondernemingen interessanter. Anderzijds moet de gemeente de kwaliteit van het wonen waarborgen. Het electoraat in de binnenstad en aanpalende uitgaansgebieden, zoals De Pijp, ervaart dat het woongenot aan erosie onderhevig is. De toename van horecavoorzieningen en het afnemende tolerantieniveau snijden elkaar. Van de politiek mag best gevraagd worden dat het de grenzen aangeeft. De grenzen aan de ondernemingsdrift en de overlast, maar zeker ook aan de bewonersergernis. Zeker in een gebied als De Pijp, met haar smalle straten en gehorige huizen moet iedereen weten waar hij of zij aan toe is. Dat vraagt van politici behendig manoeuvreren langs de grenzen van verdraagzaamheid en wederzijds begrip. Overlegorganen Maar nog belangrijker is dat bewonersgroepen en horecaondernemingen met elkaar in gesprek moeten komen én blijven. Drie jaar geleden nam wethouder Linthorst het initiatief om overlegorganen met bewoners en horeca op te richten. Onderhuidse irritaties worden hierin nu besproken en zoveel mogelijk opgelost. Afspraken worden door de aangesloten horeca gerespecteerd, omdat ze beseffen dat een goede onderneming op de lange termijn baat heeft bij goede betrekkingen met de buurt. De overheid kan zich daarom ook maar het beste niet teveel concentreren op het uitvaardigen van allerlei regeltjes die het gevoel van betutteling aanwakkeren, maar op het scheppen van de voorwaarden om burgers dichter bij elkaar te brengen. En er voor zorgen dat de handhaving van de openbare orde, zeker rond sluitingstijd, wat gestructureerder wordt aangepakt. Horecaondernemingen die zich niet bij een ondernemersvereniging aansluiten, plaatsen zich buiten de orde. Als ze klachten van bewoners blijven negeren, dan geldt uiteindelijk maar een regel: de vergunning intrekken! Het geeft actiegroepen als Ai!Amsterdam heel wat minder kans om de gemeente Amsterdam belachelijk te maken. Wat vinden betrokkenen ervan? Martijn Boelen van Wijnbar Boelen en Boelen secretaris van de ondernemersvereniging Vrede op het Gerard Douplein: “De horeca in de Noord-Pijp is steeds hoogwaardiger geworden. Het is hier nu druk en er komen veel meer mensen van buiten de stad. Misschien is het wel te druk. Een goede onderneming kijkt ook naar de lange termijn. Buurtoverlast werkt alleen maar tegen je. Dus is het belangrijk om je aan afspraken en regels te houden en om naar eventuele klachten te luisteren. Ik probeer doordeweeks mijn terrassen om twaalf uur helemaal leeg te hebben. Om kwart over elf is het laatste ronde. De overlast hebben we hier nu behoorlijk in de hand. Het plein is heringericht, het is niet meer zo chaotisch. De grootste problemen worden veroorzaakt doordat door het rookverbod rond sluitingstijd mensen zich op straat groeperen. Hier zouden we graag een oplossing voor vinden. We zien graag dat de politie tijdens sluitingstijd toeziet op verstoring van de orde in het publieke domein” Derk Bos en Joyce Janssen van de Bewonersgroep Marie Heinekenplein: “De Noord-Pijp heeft zich tot een gezellige buurt ontwikkeld. Ook het Marie Heinekenplein is in een levendig plein veranderd. De overlast van junkies is verdwenen. Politici en politie hebben dit goed aangepakt. Maar de ongeremde toename van de horeca creëert een spanningsveld tussen wonen en uitgaan. Vooral de grootschalige horeca heeft minder betrokkenheid met de gemeenschap. De meeste mensen op dit plein zijn hier komen wonen toen het plein nog een winkelplein was en er nog geen evenementen plaatsvonden. De politiek is ongevoelig voor protesten van burgers over de toenemende overlast. De politie heeft veel te lang gedoogd. Daarom lijkt handhaving nu ook zo betuttelend. Maar wij vragen erom omdat het zo afgesproken is. Verder vinden we dat de verantwoordelijkheid van horecaondernemingen niet ophoudt als hun klanten de straat opgaan. Wij vinden dat ze hier op aangesproken moeten worden.” Peter Roeffen